20 oktober 1889

Zoals de boeg van het schip het water doorklieft, zo deed de V-vormige vlucht van de kraanvogels deze ochtend de hemel opensplijten. Een veertigtal dieren op weg naar het zuiden kruiste de toren van het kasteel. Het zijn de eerste die ik dit seizoen zie. Wat zou ik graag in hun kielzog vliegen om mijn landgoed en het omliggende land in vogelvlucht te ontdekken! Ik zou geleidelijk stijgen, vervolgens grote cirkels maken, me verliezen in de wolken om vervolgens op een verhoging neer te strijken en daar, ver van de onbenulligheden van de mens, te waken. 

Welke magische kracht brengt deze vogels ertoe om elk jaar opnieuw die grote reis te ondernemen? Wat zijn de redenen voor een zo buitengewone cyclus? We denken niet meer zoals Linné dat de zwaluwen de winter doorbrengen op zee of in de vijvers. Maar het mysterie blijft bestaan. Twee jaar geleden nog werd ons het bewijs geleverd van het ongelofelijke vermogen van de vogels om van het ene punt van de wereldbol naar het andere te reizen. Op 18 september 1887 werd een albatros onderzocht op een eiland in Oceanië. Rond zijn hals droeg hij de noodkreet van Franse matrozen die aangespoeld waren op een van de Crozeteilanden. De vogel had maar liefst 4800 kilometer afgelegd in 46 dagen. Wij mensen, vastgekluisterd aan de grond, kunnen alleen maar de doortocht zien van deze wezens die in weer en wind op zoek gaan naar blauwe lucht, onverschillig voor ons lot.